De AI-race is in volle gang: de VS en China proberen elkaar aan de lopende band te overtroeven met nieuwe modellen. Niet zo gek ook, want kunstmatige intelligentie kan een krachtig wapen zijn. Ondertussen hobbelt Europa achter de feiten aan. Zitten onze privacywetten ons in de weg – of kunnen die ons juist innovatiever maken?
Een wiskundenerd met een wild kapsel, een liefde voor stripboeken én een ambitieus plan. Liang Wenfeng wilde een Chinees AI-model bouwen dat kon concurreren met de grote jongens uit de VS. Niemand nam hem serieus. Als iemand al zo’n project van de grond kon krijgen, was het geen broekie, maar een techreus als Baidu of Alibaba.
Maar Wenfeng had centen op zak. Na zijn studie elektronische informatiekunde richtte hij zich namelijk volledig op zijn uit de hand gelopen hobby. Met AI voorspelde hij patronen in aandelenkoersen. En met succes. In 2021 stopte hij de winst die hij met beleggen had gemaakt in de geavanceerde computerchips waarmee hij zijn eigen kunstmatige intelligentie bouwde.
Tegen alle verwachtingen in lanceerde zijn bedrijf DeepSeek in januari een baanbrekend AI-model: R1. Deze nieuwe chatbot was efficiënter én miljarden goedkoper dan zijn Amerikaanse tegenhanger ChatGPT. Een wake-upcall voor de VS, vond Trump. Nog geen week later zat de Amerikaanse president om tafel met de topmannen van Silicon Valley: tijd voor een nieuw gameplan. Waarom is deze AI-race nu zo belangrijk? Wie loopt er aan kop? En waar staat Europa?
Dit is het begin van het artikel over de AI-race. Het hele verhaal lees je in het zomernummer van KIJK. Bestel deze extra dikke editie in onze webshop, of eenvoudig via de knop hieronder.
Tekst: Loys Bakker
Beeld: Shutterstock