Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Lang voordat de eerste dino’s veren ontwikkelden, liep er al een reptiel rond met een ‘verenkam’ op zijn rug. De evolutionaire oorsprong van veren is dus mogelijk veel ouder dan gedacht.
Paleontologen dachten lang dat dinosauriërs schubben hadden, net als de vroege reptielen waar ze van afstammen. Pas toen ze evolueerden tot vogels, zouden die schubben zijn veranderd in veren. Dat beeld veranderde nadat in 1998 fossielen werden gevonden van gevederde, niet-vogelachtige dinosauriërs. Veren moesten dus al veel eerder zijn ontstaan.
Maar het vermogen om vanuit schubben veerachtige structuren te vormen is zelfs nog veel ouder, zo schrijven paleontologen van Staatsmuseum voor Natuurgeschiedenis Stuttgart nu in Nature. Zij hebben namelijk twee 247 miljoen jaar oude fossielen ontdekt van een reptielachtig wezen met een hoge kam op zijn rug die bestond uit structuren die erg op veren lijken – maar geen echte veren waren.
Lees ook:
- Oudste pootafdrukken van ‘reptiel’ herschrijven mogelijk evolutionaire geschiedenis
- Grootste zeereptiel ooit was tweemaal zo lang als een stadsbus
Insecteneter
De Franse fossielenjager Louis Grauvogel had de fossielen al in de jaren dertig van de vorige eeuw gevonden in de Vogezen. Zijn collectie, met ook een heleboel andere fossielen, is door zijn erfgenamen in 2019 overgedragen aan het museum in Stuttgart. Daar worden ze nu onderzocht en dit reptielachtige wezen viel door zijn kam al snel op.
De onderzoekers doopten het dier Mirasaura grauvogeli, waarbij het eerste deel zoveel betekent als ‘wonderreptiel’ en het tweede deel verwijst naar Grauvogel. Het reptiel leefde 247 miljoen jaar geleden – nog voordat de eerste dinosauriërs verschenen. Mirasaura had een lange, smalle en bijna tandloze snuit waarmee hij vermoedelijk insecten uit boomschors peuterde. Hij leefde waarschijnlijk in de bomen en kon zich met zijn klauwen en staart aan takken vastklampen.

Veren?
Het opvallendste is de 15 centimeter hoge kam op zijn rug. Die bestond uit individuele, overlappende structuren die op veren lijken. Maar echte veren zijn opgebouwd uit vertakte baarden, een soort haren. Dat zijn de structuren in de kam niet. De onderzoekers denken daarom dat deze complexe structuren onafhankelijk zijn ontstaan van de veren die we nu bij vogels zien.
“Hoewel de gevonden structuren verrassend veel overeenkomsten vertonen met veren, zijn het dus geen vogel- of dinoveren”, zegt Dennis Voeten, paleontoloog bij Natuurmuseum Fryslân, en niet verbonden met het onderzoek. “Maar ze laten wél zien dat het vermogen om vergelijkbare structuren te ontwikkelen veel ouder is dan we tot nu toe dachten – in ieder geval ruim vóór de bekende gevederde dino’s.”
Voeten: “Wat het extra interessant maakt is dat de pigmentdragende structuren in de kam van Mirasaura (de zogenoemde melanosomen) onverwacht veel lijken op die in de veren van vogels en veel minder op wat we zien bij zoogdierharen of schubben van moderne reptielen. Dat wijst er ook op dat de evolutionaire oorsprong van pigmentatie zoals deze bij vogels voorkomt, verder terug in de tijd lijkt te liggen dan gedacht.”

Eigenaardige types
Mirasaura lijkt bovendien sterk op een mysterieus fossiel dat al langer bekend is: Longisquama. Dat beest had ook vreemde veerachtige structuren op zijn rug, maar niemand wist eigenlijk wat voor dier het was. Door Mirasaura nu met Longisquama te vergelijken, konden de onderzoekers aantonen dat ze allebei binnen de groep Drepanosauromorpha vallen. Voeten: “Dat is een vrij obscure en eigenaardige tak binnen de vroege reptielen, met dieren die vaak vogelachtige schedels hadden zonder dat ze iets met vogels te maken hebben. Dat juist deze eigenaardige types nu directe verwanten blijken te zijn, maakt het verhaal eigenlijk alleen maar boeiender.”
Wat de functie van de veerachtige structuren was, is nog niet bekend. Er zijn in ieder geval geen aanwijzingen dat de reptielen ermee vlogen of ze gebruikten om warmte vast te houden. Het is waarschijnlijker dat ze een signaalfunctie hadden, zoals het aantrekken van partners of juist het afschrikken van vijanden doordat ze er groter of indrukwekkender uitzagen.
Bronnen: Nature, Staatsmuseum voor Natuurgeschiedenis Stuttgart