“Als je windmolens ziet draaien”, mailt Jan Karmelk, “dan lijken de modellen met bijvoorbeeld twee wieken sneller te draaien dan die met drie wieken. Is dit werkelijk zo of is het gezichtsbedrog?”

De meeste huidige windturbines die je tegenwoordig in het landschap ziet staan, worden voor elektriciteitsopwekking gebruikt en hebben een horizontale as en een rotor met twee of drie wieken. Het toerental van de rotor is afhankelijk van het aantal wieken en de rotordiameter. Het is dus werkelijk zo dat als de rotordiameter hetzelfde is, de tweewieker sneller draait dan een driewieker.

Ger Olsder, docent Werktuigbouwkunde aan de Stenden Hogeschool in Emmen en deskundige op dit gebied, zegt daarover: “Het snelheidsverschil heeft te maken met het begrip tip aspect ratio of snellopendheid. Dit is de verhouding tussen de tipsnelheid (de omtreksnelheid van de rotor) en aanstroomsnelheid (windsnelheid). Uit experimenten blijkt dat, terwijl ze hetzelfde deel van het vermogen uit de wind te halen, de snellopendheid bij een driewieker lager is dan bij een tweewieker. Als gevolg is het toerental lager en dat zorgt in het landschap voor een rustiger beeld. Een lagere snellopendheid betekent ook een lagere tipsnelheid, en dat zorgt weer voor minder geluid.”

Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar [email protected]!

Beeld: Marc Ryckaert/CC BY-SA 3.0