Luchtvaarthistorie: Lady Be Good

André Kesseler

13 april 2014 13:00

Elke zondag op de KIJK-site: een legendarische gebeurtenis of een opmerkelijk vliegtuig uit de luchtvaartgeschiedenis. Deze keer: de fatale vlucht van een B-24 Liberator.

De mannen van D’Arcy Exploration, onderaannemer van de British Petroleum Oil Company, vlogen al een paar uur over de uitgestrekte Libische woestijn naar het zuiden. Ze waren op weg naar wat ze de Calanshio Sand Sea noemden, een plek 500 kilometer ten zuiden van Benghazi. Het team zou het gebied verkennen waar in de weken en maanden erna naar olie zou worden gezocht. De motoren van de Dakota bromden geruststellend en de mannen keken door de raampjes naar de eindeloze zandvlakte die nog nooit in kaart was gebracht en waar zelfs Libische nomaden zich maar zelden waagden. Het was 9 november 1958.

Opeens zag een van hen in die zee van zand een vliegtuigwrak. Het metaal glom, de romp was in tweeën gebroken en aan de rechtervleugel ontbrak één motor. De overige drie leken intact en aan de omgebogen propellers te zien had het toestel een buiklanding in het woestijnzand gemaakt. Op basis van de bolle neus en de kenmerkende staart van het toestel dachten ze aan een B-24D Liberator. De piloot draaide nog een paar rondjes en zette toen koers naar de Calanshio Sand Sea.

Een paar dagen later nam het exploratieteam contact op met de Amerikaanse Wheelus Air Base in Noord-Libië. Daar was echter niets bekend over een bommenwerper die in dat gebied vermist zou zijn. En volgens de Amerikanen waren de Liberators zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit zo ver landinwaarts gevlogen. Men sprak af dat een grondploeg van de oliezoekers, die een paar maanden later door het gebied zou trekken, een kijkje bij het wrak zou nemen.

Dat gebeurde op 27 februari 1959. Toen vond de Brit Gordon Bowerman, samen met twee landgenoten en wat Libische helpers, het wrak op 26 42 45 N, 24 01 27 E, een plek 710 kilometer ten zuidoosten van de Libische stad Soluch. De huid van het toestel leek inderdaad als nieuw, de machinegeweren zagen eruit alsof er zo weer mee kon worden gevuurd, in een thermoskan zat koffie die nog steeds drinkbaar was en aan boord werd wat voedsel en water gevonden.

Op de staart zagen ze de kenmerkende witte ster in een blauwe cirkel en op de neus een nummer, 64, en een naam: Lady Be Good. Het was dus toch een Amerikaans toestel, maar wat deed het hier? Omdat er geen skeletten of parachutes werden aangetroffen, trok men al snel de conclusie dat de bemanning er voor de crash was uitgesprongen. In de cockpit vond het exploratieteam het logboek van de navigator en daarmee werd het eerste tipje van de sluier opgelicht.

De laatste aantekeningen in het logboek beschreven een missie waarbij de haven van Napels zou worden gebombardeerd. De datum: 4 april 1943. Het toestel lag op het moment dat het terug werd gevonden dus al een jaar of vijftien in het zand.

Uit de archieven bleek dat Lady Be Good deel uitmaakte van het 514th Bomb Squadron die tijdens de Tweede Wereldoorlog was gestationeerd op Soluch Airfield in de buurt van Benghazi, Noord-Libië. De aanval op de haven van Napels, de eerste operationele inzet voor de bemanning van de Lady Be Good, zou in twee delen worden uitgevoerd. Een groep van twaalf B-24’s zou de eerste bombardementen uitvoeren, gevolgd door een tweede golf van nog eens dertien B-24’s, waaronder de Lady Be Good. Na de aanval zouden ze in het donker, laag en niet in formatie naar de basis terugvliegen.

Zandstorm

Het zou allemaal heel anders uitpakken. Vlak voor het begin van de missie stak er een zandstorm op waardoor een toestel uit de eerste groep en zeven B-24’s uit de tweede groep motorproblemen kregen en terug moesten keren. Eenmaal op hoogte raakten verschillende boordschutters buiten westen doordat hun zuurstofmaskers bevroren; daardoor vielen nog eens twee toestellen uit. En zo gingen er uiteindelijk slechts vier B-24’s uit de tweede aanvalsgolf richting Napels.

Maar eenmaal boven het doel was het te donker geworden. Aangezien ze strikte instructies hadden om burgerdoden te vermijden, durfden ze het niet aan om de aanval door te zetten. Tijdens de terugtocht dropten twee van de Liberators hun bommen boven een militair vliegveld op Sicilië; de twee andere lieten hun lading in de Middellandse zee vallen. Een van de vliegtuigen kreeg vervolgens brandstofproblemen en week uit naar Malta, twee haalden zonder problemen Soluch Airfield, en één B-24 Liberator, de Lady Be Good, leek onderweg vertraging te hebben opgelopen.

Koers 330

De vliegers hadden instructies om tijdens de vlucht volledige radiostilte in acht te nemen, maar iets na middernacht, toen het brandstofpeil akelig laag begon te worden en de Afrikaanse kust nog steeds niet in zicht was, besloot piloot William J. Hatton toch contact op te nemen met de basis om de koers te checken.

Benina Tower from Six Four. Do you read? Over.

Five by five. Over.

Request inbound bearing. Over.

Six four from Benina Tower. Your bearing from us is three three zero.

Roger three three zero. Out.

Koers 330 betekende dat de B-24 zich precies op de navigatielijn zat die je van Napels over Benghazi kon trekken. Ze lagen dus keurig op koers. Wat Hatton zich alleen niet realiseerde, was dat de toren in Benghazi met de apparatuur van die tijd niet kon zien of het toestel inkomend of uitgaand was. De operator had aangenomen dat de Liberator vanuit de Middellandse zee kwam aanvliegen. Tegelijkertijd pikte Hatton met het radiokompas aan boord wel een radiosignaal op dat achter hem lag, maar hij dacht dat het een signaal was van een sterke Duitse zender op Sicilië. (Schuif in de film hieronder naar 40:30 voor een visuele uitleg.)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

In werkelijkheid was het toestel al over Soluch Airfield gevlogen. Door de zandstorm eerder die dag was het zicht op de grond nog steeds slecht; waarschijnlijk hadden de bemanningsleden daardoor de kustlijn niet gezien. Die waren ze bovendien door een harde rugwind veel eerder gepasseerd dan ze hadden aangenomen. En zo vlogen ze op bearing 330 steeds verder van de basis weg, in de richting van de onmetelijke woestijn.

Nadat het toestel nog ruim 700 kilometer had gevlogen, was de brandstof echt op en riep Hatton zijn bemanning op om eruit te springen. Op de thuisbasis ging men er inmiddels van uit dat het toestel in de Middellandse Zee was gestort. En zo bleef het vijftien jaar lang.

Soluch

De vliegroute van de Lady Be Good. (Klik voor groot.)

Na de identificatie van het wrak in 1959 kondigde het Amerikaanse leger aan dat het poging zou doen om de lichamen van de negen vermiste bemanningsleden terug te vinden. Een klein team, bestaande uit een antropoloog en wat luchtmachtpersoneel, doorzocht het gebied van mei tot augustus 1959. Ze vonden uiteindelijk verschillende geïmproviseerde markeringen van laarzen, parachutes en stenen die allemaal naar het noorden wezen. Dus kennelijk was de bemanning van de Lady Be Good zelf ook tot de conclusie gekomen dat ze ergens ten zuiden van Benghazi waren beland. Maar het onderzoeksteam vond geen lichamen.

Dagboek

Het waren opnieuw ‘oliezoekers’ die voor een doorbraak in het mysterie zorgden. Op 11 februari 1960 vonden medewerkers van British Petroleum de lichamen van vijf bemanningsleden: William Hatton, Robert Toner, D.P. Hays, Samuel Adams en Robert LaMotte. Onder de spullen bevond zich een dagboek (foto hieronder) dat luitenant Robert Toner in de dagen na hun sprong had bijgehouden. Daarin stond onder meer dat ze om twee uur ’s nachts waren gesprongen en elkaar met behulp van lichtkogels terug hadden gevonden. Iedereen, behalve John S. Woravka, de bommenrichter.

De acht mannen waren, terwijl ze maar een halve veldfles water bij zich hadden en de temperatuur overdag opliep tot 55 graden Celsius, in acht dagen maar liefst 136 kilometer door de woestijn gelopen. Uiteindelijk moesten Hatton, Toner, Hays, Adams en LaMotte van uitputting opgeven. Ze bleven achter terwijl Guy Shelley, Vernon Moore en Harold Ripslinger verder trokken om hulp te zoeken.

Op 12 mei 1960 vond een ander team van de British Petroleum Company het lichaam van Shelley op bijna 32 kilometer afstand van de vijf anderen. En vijf dagen later vond de bemanning van een legerhelikopter de stoffelijke resten van Ripslinger op de helling van een zandduin nog eens 43 kilometer (!) verder naar het noorden. Weer een paar maanden later werd ook John Woravka, het bemanningslid dat zich niet bij de anderen had gevoegd, teruggevonden. Zijn lichaam lag een kleine 20 kilometer bij het wrak van het toestel vandaan. Naast hem lag een ongeopende parachute.

Het bizarre is dat, als de bemanningsleden hadden geweten waar ze zich precies bevonden, ze het avontuur hadden kunnen overleven. Als ze niet naar het noorden, maar naar het zuidwesten waren gelopen, hadden ze na dik 100 kilometer de oase van Wadi Zighen kunnen bereiken.

Erger nog is dat de Lady Be Good in glijvlucht naar beneden was gekomen en de acht overlevenden aan hun parachutes uiteindelijk op maar 26 kilometer van hun toestel belandden. Op de voorraden aan boord hadden ze waarschijnlijk weken kunnen overleven en met de nog werkende radio hadden ze bijvoorbeeld contact kunnen maken met overvliegende toestellen. Maar het lot besliste anders.

Bronnen: Ralph Barker: Great mysteries of the air (1966), Lady Be Good-siteWikipediaHistorische LBG-site

Beeld: PD-USGOV-MILITARY-AIR FORCE, United States Air Force, Google Earth (bewerkt)



De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."








Meer Artikelen