Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Klimaatverandering? Dat zal mijn tijd wel duren, denk je nu misschien. Het blijkt nog knap lastig om mensen in actie te krijgen om de opwarming van de planeet te stoppen. Onderzoekers van Princeton University en UCLA onderzochten hoe we de apathie kunnen doorbreken.
“Jarenlang dachten we dat als het klimaat steeds erger zou worden, mensen iets zouden doen. Maar in plaats daarvan zien we het ‘gekooktekikkersyndroom’, waarbij mensen hun perceptie van ‘normaal’ iedere paar jaar aanpassen”, vertelt onderzoeker Rachit Dubey van UCLA in een persbericht.
Het gekooktekikkersyndroom is het fenomeen dat mensen niet geneigd zijn om actie te ondernemen als een dreiging geleidelijk aan dichterbij komt, zoals we dat wel zouden doen bij acuut gevaar.
Apathisch gevoel
Dubey is gespecialiseerd in klimaatcommunicatie – en richt zich met name op de vraag wat mensen drijft om wel of geen actie te ondernemen tegen klimaatverandering. Lang niet iedereen maakt zich immers zorgen om de warmer wordende planeet. Hoe kan dat?
Voor een deel heeft dat te maken met hoe de feiten gepresenteerd worden. De grafiekjes met temperatuurstijgingen hebben we inmiddels wel gezien. En voor een groot deel van de bevolking lijkt de impact van klimaatverandering zo subtiel te zijn, dat we onze schouders ophalen.
“Mensen raken schrikbarend snel gewend aan verslechterde omgevingsomstandigheden, zoals meerdere bosbrandseizoenen per jaar jaar”, vertelt Dubey. Daarom werkten Princeton University en UCLA samen om een communicatiemethode te vinden die wél aanslaat.
Het meer bevriest niet meer
Voor hun onderzoek rekruteerden de onderzoekers 799 proefpersonen. De eerste groep kreeg informatie over een fictionele stad genaamd Townsville, de tweede groep over vijf echte steden die aan een meer lagen.
In beide versies van het experiment lieten de onderzoekers de helft van de proefpersonen een grafiek zien met de temperatuurstijgingen tussen 1940 en 2020. De andere helft kreeg een grafiek met hoe vaak het meer dichtvroor in de winter. Die laatste groep hoorde ook dat er steeds minder activiteiten plaatsvonden op het meer, zoals ijsvissen en schaatsen.
In feite kregen beide groepen exact dezelfde informatie. Hoe warmer het is, hoe minder ijs er ligt. De datasets waren ook puur feitelijk – niets was aangedikt of verzonnen (behalve de naam van het eerste dorp). Maar de presentatiewijze maakte een heel groot verschil in hoe serieus mensen klimaatverandering namen, zo bleek.
De deelnemers moesten op een schaal van 1 tot 10 een cijfer geven voor hoe groot de impact van klimaatverandering is op het stadje. De groep die alleen een grafiek met temperatuurstijgingen zag, gaf gemiddeld een 6,6. De groep die leerde over het meer dat niet meer dichtvroor en de afname van winteractiviteiten, gaf een 7,5. Dat is twaalf procent hoger.
Voetbal te gevaarlijk
“Onze studie laat duidelijk zien dat we niet over klimaatverandering moeten praten als een geleidelijke temperatuurstijging, maar dat we moeten laten zien hoe ons leven is veranderd”, vertelt PhD-student Grace Liu die meewerkte aan de studie.
Liu: “Het gaat niet alleen om warmere winters, maar ook om een verlies van ijshockey en een witte kerst. Het is niet alleen een hetere zomer, maar het is het verdwijnen van een zwemmeer vanwege de droogte, of een voetbalwedstrijd die wordt gecanceld omdat het gevaarlijk heet is.”
De onderzoekers hopen dat deze communicatiemethode gebruikt kan worden door beleidsmakers, en zo korte metten kan maken met het gekooktekikkersyndroom.
Beeld: Markus Spiske/Pexels