Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
De spieren, waarmee slechts een klein aantal mensen hun oren mee kan bewegen, activeren in drukke situaties met veel geluid.
De musculi auriculares zijn een trio van spieren waarmee veel dieren hun oren kunnen bewegen. Onder andere katten en honden bepalen op deze manier uit welke richting geluiden komen. De mens heeft deze zogeheten oorschelpspieren ook, maar terwijl onze voorouders ze tot ongeveer 25 miljoen jaar geleden nog actief gebruikten, lijken we er vandaag de dag maar weinig baat bij te hebben.
Lees ook:
- Waarom hebben mensen geen kieuwen? Omdat wij oren hebben
- Archeologen vinden aanwijzingen voor ooroperatie
Rudimentair
De mens bezit over meerdere rudimentaire organen – overblijfselen van een evolutionair verleden waar we nu niets meer aan hebben, zoals het stuitje of verstandskiezen. Lang dachten we dat onze oorschelpspieren ook in dit rijtje thuishoorden. Want hoewel zo’n 10 tot 20 procent van de moderne mensen deze spieren kan gebruiken om hun oren een paar millimeter heen en weer te wiebelen, zorgen ze er niet meer voor dat we geluiden in onze omgeving beter kunnen horen.
Ten minste, zo dachten we. Eerder toonden wetenschappers van de Saarland Universiteit in Duitsland al aan dat deze spieren bij de meeste mensen toch nog actief worden, op momenten dat we geluiden horen uit verschillende richtingen. Een nieuwe studie van dezelfde onderzoekers, gepubliceerd in vakblad Frontiers in Neuroscience, suggereert nu dat deze spieren niet alleen reflexmatig reageren, maar mogelijk ook helpen onze aandacht te richten in drukke omgevingen.
Luistertest
Om dit te testen, onderzochten de wetenschappers de activiteit van deze spieren tijdens een luistertest. Terwijl twintig deelnemers een luisterboek beluisterden, werden ze afgeleid door podcasts die vanuit verschillende richtingen werden afgespeeld.
De luisteraars ondergingen twaalf tests van vijf minuten met drie moeilijkheidsgraden. Tijdens makkelijke tests was het storende geluid stiller en duidelijk verschillend van het luisterboek, terwijl in de moeilijkere tests de podcasts en het boek steeds slechter te onderscheiden waren. Elektroden op het oor maten de activiteit van de spieren, en deelnemers rapporteerden zelf hoeveel moeite ze hadden met luisteren.
De deelnemers gaven aan meer moeite te hebben met het volgen van het luisterboek tijdens de moeilijkere tests. Daarnaast werden ze ook steeds slechter in het beantwoorden van inhoudelijke vragen. Dit kwam overeen met de activiteit van de bovenste oorschelpspier: deze werd nauwelijks actiever tijdens de middelzware tests, maar sloeg vooral aan gedurende de moeilijkste variant.

Verloren moeite
De spieractiviteit kan daarom mogelijk een maat zijn voor de hoeveelheid inspanning die iemand moet leveren om goed te kunnen luisteren. Volgens de wetenschappers zou dit kunnen helpen bij het ontwikkelen van gehoorapparaten, die zich vaak richten op het verminderen van vermoeidheid door luisteren.
“De oorbewegingen die uit de gemeten signalen kunnen voortkomen, zijn zo klein dat ze waarschijnlijk geen merkbaar voordeel opleveren,” vertelt Andreas Schröer, een van de auteurs van het onderzoek, in een persbericht. “Ons auriculomotorisch systeem doet dus waarschijnlijk zijn best na 25 miljoen jaar rudimentair te zijn geweest, maar bereikt niet veel.”
Evolutionaire nood
Waarom de oorschelpspieren 25 miljoen jaar geleden hun functie verloren, blijft onduidelijk volgens Schröer. “Een mogelijke verklaring is dat de evolutionaire nood om onze oren te bewegen verdween, omdat we veel vaardiger werden op visueel en vocaal gebied.”
De wetenschappers benoemen dat er meer onderzoek nodig zal zijn om hun resultaten te bevestigen. “Het onderzoeken van de mogelijke effecten van de spierspanning zelf, of de minuscule bewegingen van het oor op de geluidsoverdracht is iets wat we in de toekomst willen doen”, zegt Schröer. “Het effect van deze factoren bij mensen met gehoorproblemen zou ook interessant zijn om te onderzoeken.”
Bronnen: Frontiers in Neuroscience, New Scientist, Popular Science
Beeld header: Franco Antonio Giovanella/Unsplash
Ik kan mijn oren en ook mijn neus bewegen, daar heb je niks aan maar kinderen vinden het leuk.