Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Elektronica wordt steeds kleiner en dus krimpen apparaten als smartphones en computers voortdurend. Zes voorbeelden uit het verleden laten het verschil goed zien.
Rekenhulp

Toen de Franse wis- en natuurkundige Blaise Pascal achttien jaar was, hielp hij zijn vader bij zijn baan als hooggeplaatste belastingambtenaar. Het rekenwerk dat daarbij kwam kijken, was nogal arbeidsintensief. Daarom besloot Pascal in 1642 een apparaat te ontwerpen dat een deel van die werklast kon verlichten. Dat resulteerde in de eerste functionele rekenmachine: een 36 centimeter lang apparaat, waarmee je twee getallen bij elkaar kon optellen of van elkaar kon aftrekken. In totaal verkocht Pascal twintig van die rekenmachines. Daarvan zijn er negen bewaard gebleven.
Minischerm

Op 7 september 1927 demonstreerde de toen 21-jarige Philo Taylor Farnsworth het eerste elektronische televisiesysteem. Een paar jaar daarvoor bouwde John Logie Baird al de eerste mechanische tv, maar toch wordt de uitvinding van Farnsworth gezien als de directe voorloper van de moderne televisie. Hoewel tv’s tegenwoordig nog steeds grote apparaten zijn, komt dat vooral door het beeldscherm. In die van Farnsworth was het scherm juist klein. In zijn eerste prototype had het zelfs het formaat van een postzegel.
In de cloud

De eerste commerciële harde schijf, de IBM 350, stamt uit 1956 en werd geproduceerd door International Business Machines Corporation (IBM). Het apparaat, dat hier in een vliegtuig wordt geladen, was een onderdeel van de IBM 305 RAMAC-computer. De hard drive van 170 centimeter hoog en 150 centimeter breed bestond onder andere uit vijftig schijven met elk een diameter van 61 centimeter. Daarmee bood de IBM 350 opslagruimte voor 3,75 megabyte aan data – ongeveer evenveel als een moderne smartphonefoto.
Kabelmanagement

Hier zien we de ENIAC (Electronic Numerical Integrator And Computer), een van de eerste elektronische computers ter wereld. Het Amerikaanse leger onthulde de computer in 1946. Je bediende het apparaat door kabels aan te sluiten en los te koppelen, en schakelaars om te zetten. De ENIAC kostte bijna 500.000 dollar (tegenwoordig omgerekend zo’n 7 miljoen euro) en bestond uit ruwweg achttienduizend radiobuizen. Dat maakte het apparaat gigantisch groot en zwaar; het geheel woog bijna 30 ton. Pas toen de radiobuizen werden vervangen door transistors en microchips werden computers (veel) kleiner.
Koninklijke herriemaker

De eerste stofzuiger, ontwikkeld door de Britse ingenieur Hubert Cecil Booth in 1901, was te groot voor particulieren. In plaats daarvan bood Booth schoonmaakdiensten aan. De met een benzinemotor (bijgenaamd Puffing Billy) aangedreven machine werd door een paard naar de bestemming getrokken. Daar werden de zuigslangen uitgerold en naar binnen gesleept. Ondanks het lawaai en de klachten van omwonenden werd de stofzuiger snel populair. Zo werd hij bijvoorbeeld gebruikt om het tapijt in Westminster Abbey schoon te maken voor de kroning van Edward VII.
Rugzakbelletje

In 1940 sloot Motorola (destijds Galvin Manufacturing Company) een contract met het Amerikaanse ministerie van Oorlog voor de ontwikkeling van een draagbare radio die zowel kon ontvangen als zenden. Het apparaat moest werken op batterijen en door infanterie-eenheden in het veld te gebruiken zijn. Het resultaat was de SCR-300, een relatief grote rugzakradio die als eerste de bijnaam walkietalkie kreeg. Motorola produceerde er in de loop van de Tweede Wereldoorlog bijna vijftigduizend van.
Dit beeldverhaal verscheen eerder al in KIJK 9-2023.