We stampen wat uit de grond: steden, wegen, havens, wolkenkrabbers, vliegvelden… Maar soms maken mensenhanden iets dat wel een wereldwonder lijkt. In deze aflevering van de serie Wereldprojecten: de bewogen geschiedenis van de Notre-Dame.
Het was 15 april 2019, net na zes uur ’s avonds, toen de Parijzenaren in shock toekeken hoe ‘hun’ Notre-Dame in vlammen leek op te gaan. De ongeveer vierhonderd uitgerukte brandweerlieden konden niet voorkomen dat de deels dertiende-eeuwse eiken draagconstructie het begaf en het dak instortte. Om iets voor acht uur kwam tot ontzetting van de omstanders ook de karakteristieke, met lood bedekte houten torenspits naar beneden.
Ooit schonk een aartsbisschop relikwieën, zoals tanden, botten en haar van de beschermheiligen van Parijs, St. Denis en St. Geneviève, en die werden ter bescherming van de kathedraal in de toren geplaatst. Ze hadden niet geholpen.
Lees ook:
- De Sagrada Família: het werk van een genie of van een gek?
- Afgekeken van hagedissen: zo voorkom je dat een gebouw volledig instort
Gered door een schrijver
De brand was een trieste mijlpaal in een lange lijst met mijlpalen die de Notre-Dame in meer dan achthonderd jaar mocht beleven. Het was bijvoorbeeld niet de eerste brand. Ook in de dertiende eeuw, nog tijdens de bouw, werd een deel van de kap in de as gelegd, waarna tussen 1220 en 1240 flinke herstelwerkzaamheden nodig waren. In 1431 was de kathedraal het decor van de kroning van de nogal Britse Hendrik VI, toen pas tien jaar oud, tot koning van Frankrijk. Napoleon Bonaparte werd er in 1804 tot keizer gekroond. Tijdens de Franse Revolutie werd de ‘Grande Dame’ ontheiligd toen opstandelingen onder meer veel van de religieuze beelden meenamen of beschadigden. Ze zag begrafenissen van presidenten, oorlogen, opstanden…
In de eerste helft van de negentiende eeuw, toen de napoleontische oorlogen Frankrijk aan de rand van de afgrond hadden gebracht, raakte het bouwwerk zo in verval dat werd overwogen om het te slopen. Opmerkelijk genoeg kwam de redding destijds van een schrijver. In 1831 publiceerde Victor Hugo zijn boek Notre-Dame de Paris (In het Nederlands De klokkenluider van de Notre Dame), dat zich bijna geheel rond de kathedraal afspeelt. Hierin beschrijft Hugo hoe de gebochelde Quasimodo zich verscholen hield in de ruïnes ervan.
Dat raakte een gevoelige snaar bij de Parijzenaren en terwijl in de rest van de Franse stad vrij veel gotische gebouwen tegen de grond gingen, wilde het grote publiek dat hun Notre-Dame behouden bleef. En dus werd in 1844, onder leiding van de Franse architect Eugène Viollet-le-Duc, begonnen aan een vier jaar durende operatie die de kathedraal opnieuw van de ondergang redde. Kortom, het verhaal van de Notre-Dame is er een van volharding, weerstand en overleven. En dat verhaal begint in 1163.
Dit is het begin van het artikel over de geschiedenis van de Notre-Dame. Lees het hele verhaal in KIJK 3-2025. Bestel deze editie in onze webshop, of eenvoudig via de knop hieronder.