In rioolresten uit een Romeins fort vlak bij de Muur van Hadrianus vonden archeologen eitjes van wormen en andere parasieten.
De Romeinen staan bekend om hun goed geregelde hygiëne: ze hadden wc’s en badhuizen en legden enorme waterleidingen aan. Toch kregen ze last van vervelende darmparasieten, ontdekten archeologen van de University of Cambridge en Oxford University.
De Muur van Hadrianus werd in de tweede eeuw gebouwd in het noorden van Engeland. Het was de grens van het Romeinse rijk en de muur moest vijandige stammen buiten de deur houden. Langs de muur lagen forten en wachttorens.
Het Romeinse fort Vindolanda is goed bekend onder archeologen omdat ook resten die normaal snel vergaan daar bewaard zijn gebleven. Vijfduizend schoenen bijvoorbeeld en duizend houten plankjes die beschreven zijn.
Lees ook:
Eitjes in de wc
Het fort had een badhuis met een latrine, waar de Romeinen hun behoefte deden. In de negen meter lange afvoer van de latrine namen de onderzoekers vijftig monsters. Met microscopen speurden ze vervolgens naar eitjes van wormen.
In 14 monsters vonden ze eitjes van verschillende soorten parasitaire wormen. Die hadden zich blijkbaar in de darmen van de slachtoffers genesteld. De dragers poepten de eitjes vervolgens uit zodat ze in de wc belandden. De Romeinen zullen last hebben gehad van misselijkheid, krampen en diarree.
Daarnaast toonden de onderzoekers een eencellige ziekmaker aan. Ook deze parasiet, Giardia duodenalis, zorgt voor diarree. Het is voor het eerst dat de eencellige is aangetoond in een Romeinse opgraving in Engeland.
Vieze vingers
Net als de wormen verspreidt de eencellige zich via vieze handen: de parasiet komt in ontlasting terecht. Wie niet goed is in handen wassen, loopt het risico om de eitjes van de wormen of de eencellige ziekteverwekker door te geven aan iemand anders.
Ook kunnen de ziekmakers in eten of drinken belanden en zo de darmen van een volgend slachtoffer bereiken. De onderzoekers wijzen er nog op dat het dan ook goed mogelijk is dat er andere ziekmakers rondgingen die dezelfde besmettingsroute volgen, zoals salmonella.
Vermoedelijk zullen de Romeinse soldaten minder strijdbaar zijn geweest door deze eencellige en wormvormige darmbewoners. Ze kunnen uitdroging en ondervoeding veroorzaken, net als vermoeidheid en gewichtsverlies.
De Romeinen wisten van het bestaan van de wormen af. Sommige worden tot dertig centimeter lang. Maar ze hadden nog geen middel om van de ziekmakers af te komen.
Bronnen: University of Cambridge, Parasitology