‘Hoogtestage is grotendeels placebo’

KIJK-redactie

09 september 2025 09:00

Wielrenner op hoogtestage in de bergen

Tijdens hoogtestages trainen wielrenners in de bergen, zodat hun spieren efficiënter om leren gaan met zuurstof. Maar dat is grotendeels placebo zegt onze columnist Ronald Veldhuizen.  

Portret Ronald Veldhuizen

Tijdens de sportzomer, die nu zo’n beetje voorbij is, wordt er op televisie eindeloos geleuterd over sport. De analyses dus. Want wat was het toch slim van die ene atleet om zus of zo te trainen, en toch wint er – onverwacht! – een andere atleet. Omdat analyses slim moeten klinken, trekken analisten vaak een kast open vol pseudowetenschappelijke onzin.

Lees ook:

Nauwelijks verschil

Neem het feit dat wielrenners graag in de bergen trainen. Ze gaan op hoogtestage, zeggen ze dan. Dat houdt in: een luxe hotel op 1800 meter hoogte, soms iets meer. Daar zit een heel wetenschappelijk verhaal achter. Eerlijk gezegd dacht ik dat dat wel klopte, want het idee klinkt slim. Door het lichaam te trainen in ijle berglucht met een lagere zuurstofdruk, leren de spieren efficiënter omspringen met elke ademteug zuurstof. Handig wanneer je als wielrenner álles wil leveren tijdens de echte wedstrijd.

Toch is de hoogtestage grotendeels placebo, stelt wetenschapsjournalist Jurgen van Teeffelen. Hij zocht de wetenschappelijke studies op en zette die voor het blad Skepter op een rij. De belangrijkste studie is van de Zwitser Christoph Siebenmann van de Universiteit Zürich. Zijn team deed iets slims: in plaats van een groep sporters in hotels in de bergen te stoppen en de andere groep in het snikhete dal te laten trainen, stopte hij ze in identieke leefruimtes. De één met een luchtdruk afgesteld op zeeniveau, de andere op 3000 meter of 1200 meter hoogte. Conclusie: het maakte nauwelijks iets uit voor prestatieverbetering.

Mythe is al lang bekend

Het is nog aardig van Siebenmann dat hij 3000 meter meenam in de studie, want daar ligt zo ongeveer de grens van wanneer je wél een effect verwacht. Sterker: atleten die op 3500 meter hoogte trainen, ervaren wel degelijk een (kleine) zuurstofopnameverbetering. Het probleem voor topsporters is dat er in de wereld nauwelijks luxe hotels staan op 3500 meter en hoger. Daar is domweg de ruimte niet voor, laat staan voor platte atletiekbanen naast zo’n hotel. En jezelf wekenlang opsluiten in een ruimte met een lage luchtdruk zonder een stap buiten te zetten, traint niet lekker.

Natuurlijk is de mythe van de hoogtetraining binnen wetenschappelijke kringen allang bekend. Toch blijven de analisten en sportjournalisten gewoon de sporters en hun trainers napraten, zonder ook maar iets samenhangends erover te zeggen. Zo zou wielrenner Mathieu van der Poel in een berghotel wonderlijk snel zijn hersteld van een blessure, schreef de NOS een paar sportzomers geleden in aanloop van de Tour de France. Maar tijdens het toernooi vielen zijn prestaties enorm tegen. Er zou toch iets niet helemaal goed zijn gegaan in de hoogtestage.

Ja, zo ken ik er nog een paar. Een wondermiddel dat werkt, totdat het ineens niet meer werkt. Volgende analyse graag.

Ronald Veldhuizen is wetenschapsjournalist en schrijft onder meer voor de Volkskrant. Daarnaast is hij hoofdredacteur van Skepter. In deze column prikt hij elke maand een mythe door.

Deze column staat ook in KIJK 7-8/2025.

Openingsbeeld: Ben Guernsey/Unsplash

PODCAST

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."