Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Wetenschappers ontdekten meer over de functie en het ontstaan van de ‘poten’ van de poon. Dat kan ons helpen de evolutie van onze eigen benen beter te begrijpen.
Hij heeft het lichaam van een vis, de ‘vleugels’ van een vogel en de ‘poten’ van een krab. De poon is een vreemde vissoort. Maar zijn lichamelijke eigenschappen stellen hem wel in staat uitzonderlijk goed te kunnen leven op de zeebodem. Onderzoekers van Harvard en Stanford University beschrijven nu in twee gezamenlijke publicaties in Current Biology hoe ponen aan hun ‘poten’ kwamen en waar ze precies voor dienen.
Lees ook:
- Video: Japanse palingen weten te ontsnappen uit maag van roofvis
- Vissen die in scholen zwemmen, trotseren makkelijker wild water
- Uitgestorven vis in de Noordzee blijkt springlevend
Woelen en graven
De ‘poten’ van de poon zijn eigenlijk verlengingen van de borstvinnen. Ze hebben er drie aan elke kant. Al langer dachten wetenschappers dat ze werden gebruikt als een soort voelsprieten om te zeebodem af te speuren naar prooien, maar dat was nog nooit vastgesteld.
Corey Allard was geïntrigeerd door de lopende vis en besloot samen met collega’s de poon uitgebreid te observeren. De dieren in het aquarium bleken het ‘wandelen’ en het zwemmen regelmatig af te wisselen. Met de ‘poten’ woelden en groeven ze in de zeebodem.
Daar bleken de ponen erg goed in, want regelmatig hadden ze een lekker maaltje, in de vorm van een mossel of een ander schelpdier, te pakken. En dat zonder dat de begraven prooi vooraf zichtbaar was.
Nieuwe lading vissen
De onderzoekers verstopten ook capsules met daarin het extract van mossel in het bodemzand. Die vonden de ponen met gemak. Ook de capsules met daarin alleen de geurstof van één enkele aminozuur, een eiwitbouwsteen, bleven nooit lang begraven. Dat bracht Allard en zijn team tot de conclusie dat de vissen zowel mechanisch als chemisch gezien hun prooien konden opsporen met behulp van hun ‘poten’.
Het toeval wilde dat midden tijdens het onderzoek een nieuwe lading ponen arriveerde. Gek genoeg konden deze nieuwe vissen niet graven en vonden ze ook de geurcapsules niet. Was er iets mis met deze exemplaren of was de hele experimentopstelling verkeerd?
Nee, de nieuwe vissen bleken een ander soort ponen te vormen. De originele soort, Prionotus carolinus, had gevoelige zintuigpoten, terwijl de tweede soort, P. evolans, de ‘poten’ slechts inzetten voor voortbeweging en simpele aftasting.
Smaakpapillen op de ‘poten’
Allard en collega’s besloten de twee soorten nader te bekijken. De gravende ponensoort bleek op zijn ‘poten’ uitsteeksels te hebben die papillen worden genoemd. Deze papillen leken heel erg op de smaakpapillen op de menselijk tong. Oftewel: P. carolinus is in staat de begraven prooien te proeven en daarmee te vinden.
Vervolgens riep Allard de hulp in van genetici. Die keken naar de genetische basis van de ‘poten’ en papillen van de twee ponensoorten. Bepaalde genen bleken essentieel te zijn voor de ontwikkeling van de ‘ledematen’ van de poon, en een andere set was van belang voor de vorming van de papillen.
Precies dezelfde genen
Wat vooral bijzonder was: precies dezelfde pakketjes genen zijn ook voor veel dieren, waaronder de mens, cruciaal in de ontwikkeling van de benen en de tong. De gravende poonsoort heeft deze genen dus op een slimme manier hergebruikt om op de zeebodem supermakkelijk zijn prooien te vinden.
Dat de poon zijn ‘poten’ zowel gebruikt voor het voortbewegen en het graven als om te ‘proeven’ is bijzonder, maar ook wel weer verklaarbaar, zo geeft evolutiebioloog Manon de Visser van de Universiteit Leiden en het Naturalis Biodiversity Center aan. “Het is evolutionair gezien natuurlijk erg handig. Je ziet het vaker in de natuur. Zo vind je ook tastzintuigen in de klauwen van sommige krabben en kreeftachtigen. En bijvoorbeeld inktvissen kunnen met hun tentakels ook heel goed voelen èn ze kunnen door chemische ‘ontvangers’ ook ‘proeven’ wat ze vastgrijpen. Net zoals de poon dus.”
Bronnen: Current Biology 1, Current Biology 2, Harvard University via EurekAlert!, Cell Press via EurekAlert!
Beeld: Anik Grearson