Windturbines en zonnepanelen: ze helpen ons duurzame energie op te wekken. Maar waarom combineren we ze niet?

Stel dat je de wieken van windturbines beplakt met zonnecellen. Dan sla je twee vliegen in één klap en maak je dit soort turbines nóg ‘groener’, suggereert Hans de Bor. Toch? Helaas niet. Er zijn verschillende goede redenen waarom dat niet wordt gedaan.

De vorm en de afmetingen van de rotorbladen van een windturbine worden voornamelijk bepaald door de aerodynamica. Ze hebben die vorm om zo efficiënt mogelijk energie uit de wind te halen. Maar op zo’n gedraaid en taps toelopend turbineblad kun je domweg te weinig fotovoltaïsche zonnecellen kwijt om een redelijke hoeveelheid stroom op te wekken. En als je de bladen breder zou maken, gaat dat weer ten koste van de efficiëntie van de windturbine.

Zonsopgang

Een ander probleem is de invalshoek van het zonlicht. Ger Olsder, docent (duurzame) werktuigbouwkunde aan de Stenden Hogeschool in Emmen, legt uit: “Een van de hoogste presterende typen zonnecellen van dit moment is gemaakt van galliumarsenide en heeft een rendement van meer dan 26 procent. Tenminste: als de cellen loodrecht door de zonnestralen worden getroffen. Gebeurt dat niet, dan loopt de stroomoutput flink terug.”

“Probleem is dat de bladen van de meeste windturbines verticaal staan”, vervolgt Olsder. “De zonnecellen zouden dus alleen optimaal rendement kunnen leveren bij zonsopgang of bij zonsondergang, als de zon laag aan de hemel staat.”

Wind

Bovendien draait de neus van windturbine zich in de wind en kantelen de bladen zo dat ze zoveel mogelijk ‘lift’ genereren om de windkracht zo optimaal mogelijk te kunnen gebruiken. En de ideale windhoek of stand van de turbinebladen komt lang niet altijd overeen met de ideale invalshoek van het zonlicht. Een gevalletje ‘jammer maar helaas’…

Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar [email protected]! Deze vraag verscheen in KIJK 6/2016, die je nog online kunt bestellen!