Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Onderzoekers komen met een radicaal idee: niet natuurlijke selectie maar een gedragsverandering bepaalde de vorm van onze kiezen.
Wat onderscheidt ons van dieren? Het is eeuwenoude vraag. Een van de antwoorden is dat wij een intelligent brein hebben. En die moet worden onderhouden met calorieën. Eén zo’n caloriebron die onze verre voorouders aanboorden was het ondergrondse zetmeelrijke deel van planten, zoals knollen en de voorlopers van aardappels.
Nu suggereren wetenschappers van het Dartmouth College in het vaktijdschrift Science dat wij die stugge plantenonderdelen al aten ruim vóórdat we het juiste gebit kregen voor de verwerking ervan. Maar niet iedereen is overtuigd van die theorie.
Lees ook:
- Voor het eerst een schedel ontdekt van de mysterieuze denisovamens
- Oudste menselijke gezichtsbotten van West-Europa gevonden in Spaanse grot
Natuurlijke selectie
Eerst even over natuurlijke selectie. Die theorie stelt dat evolutie plaatsvindt doordat bepaalde lichamelijke aanpassingen voordeel blijken te geven. Individuen die de aanpassing bezitten hebben een grotere overlevingskans én hebben dus meer kans hun voordeel door te geven aan hun nageslacht.
Maar in het nieuwe onderzoek stellen de onderzoekers, onder leiding van Luke Fannin, dat andersom ook mogelijk is: eerst verandert het gedrag, dán pas komt de fysieke aanpassing. Ze kwamen tot die conclusie door de gefossiliseerde plantenresten te analyseren die op de tanden en kiezen zitten van vroege mensachtigen, waaronder Australopithecus, die tussen de 4,3 en 2 miljoen jaar geleden leefden.
Grassoorten
Het ging het team om isotopen (dezelfde stoffen maar met een verschillende atoomkern) van koolstof en zuurstof in plantenresten. De verhoudingen tussen de isotopen vertelt iets over het type voedsel dat de mensachtigen aten.
Tussen de 4,8 en 3,4 miljoen jaar geleden stonden er vooral vruchten, bloemen en insecten op het menu van de mensachtigen. Dat was niet gek, want ze leefden toen in bossen. Na deze periode veranderde het landschap in Afrika; er kwamen graslanden. Toen gingen onze voorouders over op het eten van grasachtige planten, blijkt uit de analyse.
Tot zover niets bijzonders. Het dieet bleef uit gras bestaan, tot 2,3 miljoen jaar geleden. Toen was er een abrupte verandering in de isotopenverhoudingen te zien die duidde op nog een dieetverandering; de mensachtigen gingen knollen, wortels en de voorlopers van de aardappel eten.
Energieschatkisten
Het overgaan van gras op de calorierijke ondergrondse delen van planten was voor onze voorouder een logische, geven Fannin en collega’s aan. Die energie was namelijk nodig voor ons steeds groter wordende brein vanaf die periode.
Bovendien waren de knollen en aardappelachtigen ruim voorradig en minder risicovol om te vergaren dan levende prooien. Handig was ook dat de mensachtigen inmiddels de beschikking hadden over stenen gereedschap, zodat ze de ondergrondse ‘energieschatkisten’ goed konden opgraven.
Malende kiezen
Er was alleen iets geks aan de hand. Op het moment dat de mensachtigen veranderden in aardappeleters hadden ze er nog niet het juiste gebit voor. De smalle en lange kiezen die nodig zijn voor het goed kunnen vermalen van de taaie plantenvezels ontstonden pas 200.000 jaar later in Homo habilis.
Oftewel; de dieetverandering ging vóór op de daadwerkelijke fysieke aanpassing eraan. “Het lijkt erop dat mensachtigen behoorlijk flexibel waren als het op gedrag aankomt”, vertelt Fannin in een persbericht. “Wij vonden dat gedrag een kracht van evolutie op zichzelf kan zijn, met grote gevolgen voor het uiterlijk van mensachtigen.”
Het juiste gereedschap?
Gedragsgedreven evolutie dus. Best wel een radicaal idee, vindt paleontoloog Lars van den Hoek Ostende van het Naturalis Biodiversity Center. “Ik krijg altijd de kriebels als mensen beginnen over een evolutionaire drive en een lichamelijke verandering die aanzienlijk later komt.”
“We weten dat veranderingen behoorlijk snel kunnen gaan”, vervolgt hij. “200.000 jaar is lang als je niet het juiste ‘gereedschap’ tot je beschikking hebt. En de evolutietheorie zegt toch echt dat dieren zijn aangepast aan de omgeving, en dat ze dus wel degelijk het juist gereedschap hadden.”
Oude traditie
Van den Hoek Ostende geeft verder aan dat het onderzoek wel een goed beeld geeft van het dieet van vroege mensachtigen. “De isotoopverhoudingen maken het aannemelijk dat ondergrondse delen van planten zeker op het menu stonden. Daar heb je de opslag van koolhydraten en dat is voor ons de beste voedselbron. Met het eten van wortel, witlof, aardappelen, pinda’s en bieten zetten we een miljoenen jaren oude traditie voort.”
Toch zou hij nog wel graag willen weten hoe het zit met de vegetatie in Afrika in de periode rondom de dieetomslag. “De onderzoekers praten over een link tussen verandering in gedrag en in uiterlijk. Maar als we het over evolutie hebben, dan zit er nog een derde factor in: verandering in omgeving. Dat zie ik nu niet echt in dit verhaal terugkomen.”
Bronnen: Science, Dartmouth College via EurekAlert!