Sommige zoogdieren krijgen veel vaker kanker dan andere. Waarom? Volgens een nieuwe theorie is de ziekte voor bepaalde soorten juist voordelig.
Kanker komt best vaak voor bij zoogdieren. Toch zijn er ook soorten die bijna nooit tumoren krijgen, zoals naakte molratten en Groenlandse walvissen. Het is dus blijkbaar mogelijk om anti-kankermechanismen te ontwikkelen. Waarom heeft evolutie er dan niet toe geleid dat alle dieren deze levensreddende eigenschappen hebben? In het vakblad Science Advances beschrijven Argentijnse wetenschappers een nieuwe theorie: kanker kan ook nuttig zijn.
Lees ook:
Goede anti-kankermechanismen
De onderzoekers maakten op basis van bestaande databases een lijst van zoogdiersoorten en hun kans op het ontwikkelen van kanker. Vervolgens vergeleken ze de levensstijl van deze dieren. Het viel hen op dat coöperatieve soorten minder vaak sterven aan kanker. Dit zijn dieren waarbij oudere individuen bijvoorbeeld meehelpen met het beschermen of voeden van jongen, zoals walvissen en olifanten. Het is dus voordelig voor de populatie als deze dieren oud worden en dus goede anti-kankermechanismen hebben.
Mythologisch wezen
De analyse liet ook zien dat competitieve zoogdieren, zoals roofdieren die in hun eentje jagen, juist relatief vaak sterven aan kanker. De onderzoekers hebben daar een verklaring voor en stellen dat dit mogelijk voordelig is voor de populatie.
In de ecologie bestaat er een paradoxaal verschijnsel: een toename van het sterftecijfer kan juist zorgen voor een grotere populatie. De introductie van een roofdier in een ecosysteem kan bijvoorbeeld leiden tot meer prooidieren, doordat de zwakkere individuen worden opgegeten en de sterkere zich meer voortplanten.
De onderzoekers stellen dat dit zogenoemde Hydra-effect (vernoemd naar een Grieks mythologisch wezen dat voor elk afgehakte hoofd twee nieuwe teruggroeit) misschien ook voor kanker geldt. Kanker ontwikkelt meestal pas in oudere individuen die zich (bijna) niet meer voortplanten. Als deze dieren sterven, is er meer eten voor jongere dieren, waardoor die zich meer kunnen voortplanten. De onderzoekers lieten met computersimulaties zien dat kanker voor competitieve zoogdieren inderdaad kan leiden tot grotere populaties.
Het kan dus evolutionair voordelig zijn om op oude leeftijd kanker te krijgen. De onderzoekers denken dan ook dat de ziekte misschien een natuurlijk mechanisme is dat ervoor zorgt dat competitieve dieren sneller verouderen en sterven om ruimte te maken voor de volgende generatie. Het is wel belangrijk om erbij te vermelden dat alle conclusies van dit onderzoek voorlopig nog theoretisch zijn, harde bewijzen zijn er niet.
En mensen dan?
Waarom krijgen mensen relatief vaak kanker, terwijl we wel sociaal en coöperatief zijn? Daar zeggen de onderzoekers niks over, maar er bestaan wel theorieën. Een daarvan stelt dat we wel degelijk vrij kankerbestendig zijn, maar dat we door moderne ontwikkelingen, zoals gezondheidszorg, veel ouder worden dan vroeger. De kans op het ontwikkelen van een tumor neemt daardoor toe en evolutie heeft simpelweg nog niet genoeg tijd gehad om onze kankerafweer te verbeteren.
Het is ook maar de vraag of dat binnenkort gaat gebeuren: mensen die door mutaties toevallig anti-kankergenen hebben, krijgen niet meer kinderen dan anderen. De meeste mensen sterven namelijk pas aan kanker nadat ze al kinderen hebben gehad. Anti-kankergenen worden daardoor niet per se vaker doorgegeven dan ‘normale’ genen.
Bron: Science Advances
Beeld: Vincent van Zalinge/Unsplash