Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Het best bewaard gebleven fossiel van de beroemde Archaeopteryx onthult veel nieuwe details over deze vogelachtige dino.
Ruim 160 jaar geleden werd een vreemd fossiel ontdekt. Het had zowel kenmerken van een vogel als van een dinosauriër. Archaeopteryx, zoals het dier werd genoemd, vormde in een tijd waarin Charles Darwin de evolutietheorie pas net had gepubliceerd een van de eerste bewijzen dat de moderne vogels afstammen van de dinosauriërs.
Na al die jaren zijn er nog steeds nieuwe dingen te leren over deze oervogel. Wetenschappers van het Field Museum in Chicago hebben nu voor het eerst het best bewaard gebleven exemplaar geanalyseerd en beschreven in Nature. Het in Duitsland gevonden fossiel, waarvan alleen een vingerbotje ontbreekt, was lange tijd in privébezit, maar het museum heeft het in 2022 overgekocht.
Lees ook:
- De Archaeopteryx kon vliegen, maar hoe?
- Prehistorische ‘spreeuw’ vormt mogelijk missing link in evolutie van het slimme vogelbrein
In bomen klimmen
De paleontologen hebben er meer dan een jaar over gedaan om het fossiel met enorme voorzichtigheid zoveel mogelijk los te krijgen uit het gesteente, zonder het te beschadigen. Het is de kleinste Archaeopteryx van de veertien exemplaren die zijn gevonden; hij heeft het formaat van een duif.
Door de botten met uv-licht te bekijken, zagen ze resten van zachte weefsels, iets wat in de meeste fossielen niet bewaard is gebleven. Zo zagen ze voor het eerst dat Archaeopteryx schubben en weefsels onder zijn poten had die erop wijzen dat hij veel over de grond liep en misschien zelfs in bomen kon klimmen. Verder viel het op dat de schedel aanpassingen had waardoor hij zijn bek onafhankelijk kon bewegen van de hersenpan, een eigenschap die moderne vogels ook hebben.

Gespecialiseerde veren
Uit eerdere onderzoeken bleek al dat de oervogel veren had. “Archaeopteryx is niet de eerste dinosauriër met veren, of de eerste dino met ‘vleugels’”, zegt hoofdonderzoeker Jingmai O’Connor in een persbericht. “Maar we denken dat hij zover bekend de eerste dinosauriër is die zijn veren kon gebruiken om te vliegen.” Deze nieuwe studie ondersteunt die theorie. De paleontologen troffen namelijk sporen aan van een set lange veren op de bovenarm.
“In vergelijking met de meeste levende vogels, had Archaeopteryx een erg lang bovenarmbot”, zegt O’Connor. “En als je probeert te vliegen, creëert zo’n lange bovenarm een gat tussen de primaire en secundaire vleugelveren en de rest van je lichaam. Als lucht door dat gat beweegt, verstoort dat de liftkracht die je genereert, en kun je niet vliegen.” Moderne vogels hebben daar een oplossing voor: kortere bovenarmen en een set tertiaire veren om het gat op te vullen.
Door de manier waarop het fossiel bewaard is gebleven en geprepareerd, is voor het eerst te zien dat Archaeopteryx ook van zulke tertiaire veren had. “Andere gevederde dino’s die nauw verwant zijn aan vogels, maar geen vogels zijn, hebben deze veren niet. Hun vleugelveren stoppen bij de elleboog. Daardoor weten we dat zij niet konden vliegen, maar dat Archaeopteryx dat wel kon”, zegt O’Connor.

Deze vondst leert wetenschappers niet alleen meer over Archaeopteryx, maar ook hoe de ontwikkeling van het vliegen verliep en de evolutie van moderne vogels.
Volgens de onderzoekers is deze studie pas de eerste analyse van het fossiel. O’Connor: “We leren over bijna ieder deel van het lichaam wel iets interessants en nieuws. Deze studie is slechts het topje van de ijsberg.”
Bronnen: Nature, Field Museum