Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
29.000 jaar oude tanden uit de ijstijd tonen mogelijk aan dat mensen hun gezicht toen ook al versierden met piercings.
Gebitsslijtage bij een Europese bevolking uit de laatste ijstijd zet wetenschappers al bijna een eeuw aan het denken, maar een antropoloog hoopt nu eindelijk de oorzaak te hebben achterhaald. Wie denkt dat piercings iets van deze tijd zijn, heeft het volgens hem goed mis. Hij wijst naar rituele gezichtsversiering als oorzaak van de versleten tanden.
Lees ook:
- In Taiwan werden eeuwenlang gezonde tanden verwijderd – waarom?
- 4000 jaar oude tanden leggen evolutie van onze mondbacteriën bloot
- Oudste ‘kauwgom’ onthult slechte mondhygiëne jager-verzamelaars
Labret
Zo’n 29.000 jaar geleden, tijdens de laatste ijstijd, leefden in centraal Europa de Pavlovianen. Deze groep jagers en verzamelaars zijn vernoemd naar het Pavlov-gebied dat ze bewoonden, in het huidige Tsjechië. Hier zijn in de afgelopen eeuw meerdere opgravingen gedaan, van gereedschap en aardewerk tot menselijke resten. Archeologen ontdekten hier een opvallend patroon: veel van de gevonden tanden hadden dezelfde karakteristieke slijtage aan één of beide kanten van het gebit.

Eerder onderzoek uit 1929 wees de schade toe aan de mogelijke gewoonte om een steentje in de binnenkant van de wang te houden. Dit zou speekselvorming stimuleren en zo het dorstgevoel tegengaan. Deze theorie werd later toch in twijfel getrokken, aangezien de steen geen effectieve dorstlesser bleek te zijn.
Biologisch antropoloog John Willman besloot dit patroon daarom nog eens goed onder de loep te nemen. Hij analyseerde de gevonden gebitten met afgevlakte slijtageplekken aan de wangzijde. Volgens Willman komt deze slijtage sterk overeen met schade die tegenwoordig kan ontstaan door gezichtspiercings, met name labretpiercings in de wangen.

Naast deze beschadiging zijn de tanden van sommige Pavlovianen gedraaid en verschoven van hun oorspronkelijke plek. Willman vermoedt dat dit gevolgen zijn van de langdurige druk die de piercings uitoefenden op het gebit. “Dat is eigenlijk het tegenovergestelde van wat er gebeurt als je een beugel draagt om je tanden recht te krijgen”, vertelt hij in een blog over zijn onderzoek.
Ritueel
Het slijtagepatroon lijkt nauw samen te hangen met de leeftijd van de Pavlov-gemeenschap. Bij een klein aantal kinderen tussen de zes en tien jaar werd sporen van de piercings aan één kant van het gebit gevonden. Bij adolescenten werd dit patroon vaker gevonden, maar nog steeds alleen aan de linker- óf rechterzijde. De volwassenen hadden het vaakst piercingslijtage aan hun tanden, vrijwel altijd aan beide kanten.
Volgens Willman suggereert dit dat de gemeenschap de piercings gebruikte als een soort overgangsritueel: het aantal piercings zou afhangen van de leeftijd en sociale status van een persoon.
Bewijsmateriaal
Er ontbreekt nog één belangrijk puzzelstukje in het verhaal van Willman: de piercings zelf. In zijn blog legt hij uit dat dit waarschijnlijk ligt aan het materiaal waarvan de sieraden mogelijk werden gemaakt. Voor de hand liggende materialen, zoals leer en hout, doorstaan de tand des tijds nou eenmaal niet goed. Dat ze niet in de Pavloviaanse graven lagen, kan daarnaast ook komen doordat de piercings binnen de gemeenschap werden doorgegeven, van generatie op generatie.
Hoewel we niet weten hoe de piercings eruitzagen, toont het onderzoek van Willman aan dat ze een rituele rol speelden in deze gemeenschap uit de ijstijd. De antropoloog hoopt dat toekomstige opgravingen vergelijkbare vondsten zullen opleveren, om zo zijn hypothese te ondersteunen.
“Wat de oorzaak van de vreemde gebitsslijtage ook is, het is duidelijk dat Pavlovianen een gewoonte deelden die dit veroorzaakte, en dat is op zichzelf al bijzonder. Voor nu stel ik voor dat het dragen van labrets een mogelijkheid is”, aldus Willman.
Bronnen: John C. Willman Blog, Journal of Paleolithic Archaeology, Gizmodo