De bokkenrijders: feit en fictie bij deze mysterieuze rovers

KIJK-redactie

28 juni 2025 12:00

bokkenrijder

In de achttiende eeuw zaaiden de bokkenrijders met gewelddadige overvallen angst in Limburg en omstreken. Wat is er waar over deze beruchte rovers, die volgens de verhalen op bokken door de nacht vlogen?  

“Men heeft aen deze bende op veele plaetzen de naem gegeven van Bokkeryers”, schreef pastoor A. Daniëls, beter bekend onder het pseudoniem Sleinada, in 1779. “Dat was te zeggen dat zy snagts als zy uyt stelen gingen, op bokken reyden, deze bokken en zoude geene natuerlyke bokken geweest zyn, maer de duyvel in gestaltenise van eenen ofte meer bokken.”

Dankzij Daniëls’ tekst kregen de bokkenrijders ook bij het grote publiek het imago van bloeddorstige, onder de sluier van het nachtelijk duister opererende duivelaanbidders. Maar vermeende bendeleden hingen zelf al eerder verhalen op over het vliegen op bokken, dieren die van oudsher met Satan werden geassocieerd.

Lees ook:

Geloof in het bovennatuurlijke was wijdverspreid

Zo getuigde Reiner S., die in 1743 door de autoriteiten werd ondervraagd, dat hij en een kompaan “slechts met twee man op een bok zaten”, en van het Zuid-Limburgse dorp Klimmen naar een plaats waren gevlogen die maar liefst tien uur voorbij Maastricht lag. Daar troffen zij medebendeleden die ook op bokken waren gekomen.

Matthijs Smeets (bijnaam: Kromme Thijs) maakte het nog spannender. In het boek De Bokkenrijders in Nederlands en Belgisch-Limburg 1726-1794 schrijft Tom Oversteegen dat Smeets in 1773, naar eigen zeggen, met ruim veertig metgezellen een vlucht maakte op één grote, gitzwarte bok.

Zulke verhalen klinken ons nu absurd in de oren, maar in de achttiende eeuw was het geloof in de duivel, heksen en andere boosaardige boodschappers van het bovennatuurlijke nog springlevend in Noordwest-Europa. De vliegende beesten daargelaten: gingen de bokkenrijders echt zo georganiseerd en nietsontziend te werk als de verhalen ons willen doen geloven? 

Brute overvallen op pastorieën, kerken en boerenhoeven

De bendes die we nu kennen als bokkenrijders (die naam kwam pas in zwang toen de hoogtijdagen al voorbij waren: die lagen in de periode 1730-1774) richtten zich op het beroven van pastorieën, kerken en boerenhoeven. Inderdaad, dat waren stuk voor stuk afgelegen doelwitten waar het nodige te halen viel.

De groepen mannen, en soms ook vrouwen, waren gewapend, hadden hun gezichten zwartgeschilderd en droegen pruiken en militaire kledij. De rovers overmeesterden ’s nachts de bewoners, en gingen daarbij niet zachtzinnig te werk.

Tijdens een verhoor in 1743 verhaalde bokkenrijder Peter Ponts over een overval op een boerenhoeve waarbij de dieven pistolen spanden, messen trokken en de bewoners vastbonden en met stokslagen afranselden. De vrouw des huizes kreeg het bijzonder zwaar te verduren: de overvallers staken haar vastgebonden benen in het haardvuur en maakten met een mes “het vel van de tenen los”, aldus Ponts. Vervolgens lieten ze het druipende vet van een waskaars in de verse wond sijpelen.

Soms was dreigen met geweld al genoeg

Ledematen of de buik met zwavel insmeren en in brand steken, het gezicht en de schaamstreek verbranden, een brandende bos stro tegen de geslachtsdelen houden, voetzolen verbranden en verkrachten zijn andere onfrisse praktijken die bandieten uit de hoge martelhoed toverden. Kneveling was een vast onderdeel van het roversrepetoire en verhinderde dat mensen spraken, schreeuwden of bewogen.

Soms vielen er zelfs doden te betreuren. Zo overleed de pastoor van Grevenbicht in 1751 aan de gevolgen van zware mishandeling tijdens een overval. En in 1742 doodden rovers in herberg De Beukeboom Anna Winteraeken met een welgemikt schot door het hoofd, toen de vrouw de zolder op wilde vluchten om aan haar ongenode gasten te ontsnappen.

Geregeld was dreigen met geweld al genoeg. Een proces dat in de jaren 1770 plaatsvond in Wellen (een brandhaard van Belgisch-Limburgse bendeactiviteiten), maakt bijvoorbeeld melding van een door de beschuldigde Johan van Muysen opgestelde dreigbrief. Daarin stelt hij zich aan het slachtoffer voor als lid van de bokkenrijders. De inhoud van de brief was ondubbelzinnig: geef ons je geld en kostbaarheden als je niet wilt dat we je huis platbranden. Vaak gaven mensen hieraan toe.  

Dit is het begin van het artikel ‘Satanische schurken?’ De rest van dit artikel kun je lezen in KIJK Geschiedenis 5-6 van 2025. Deze dikke, dubbele editie kun je bestellen in onze webshop, of eenvoudig via de knop hieronder. 

Tekst: Frank Heinen

Beeld: Wikimedia Commons

PODCAST

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."